Zeven aristocraten aan de wieg van Golfclub Enghuizen
13 december 2024
Foto boven: Groepsportret van de aanwezigen bij de wedstrijd om de maandbeker van 8 oktober 1927. V.l.n.r. bovenste rij: dr. B.J. Westerbeek van Eerten, J.E. Liese, mw. Breukink, Gezina Breukink, Grada Breukink, mw. Markvoort-Beeker, mw. Westerbeek van Eerten-Faure, E.W. Tenkink, mw. Liese-Mesman, mr. J.P. Coops, mw. C. Coops-von Weiler tot Poelwijk, N.N., mej. J.E. (Jijs) Coops, Hilde Lieftinck-Roser. Onderste rij: een drietal kinderen Westerbeek (Truuk?, Hanneke), N.N., Johan Klaassen, Freek Jolink (vader van Bennie), Hennie Schuurman, Bernard Jolink). | Bron: Graafschapbode 11 oktober 1927. Deze foto is gemaakt door Jan Chris Coops, zoon van J.P. Coops.
Dit artikel van Frank Keverling Buisman is (met een tiental foto's) verschenen in het Jaarboek Achterhoek en Liemers, no. 48 (2024), p. 130-146, uitgegeven door de mr. H.J. Steenbergen-Stichting in Doetinchem. Liefhebbers kunnen het jaarboek bestellen bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) in Doetinchem.
Zeven aristocraten aan de wieg van Golfclub Enghuizen
De eerste Hummelose jaren (1926-’31)
Midden januari 1926 werd bij een flink aantal vooraanstaande inwoners van de Achterhoek een brief bezorgd waarin werd aangekondigd dat het plan bestond om op het landgoed Enghuizen (bij het kasteel van die naam onder Hummelo) een golfbaan aan te leggen. Wie daar iets voor voelde werd uitgenodigd om op zaterdag 23 januari a.s. om half drie op dat kasteel bijeen te komen om dat plan te bespreken en zo mogelijk tot de oprichting van een golfclub over te gaan. Dat initiatief leidde op die bewuste datum inderdaad tot het ontstaan van zo’n club, die naar de plaats van oprichting en de locatie van de eerste golfbaan ‘Golfclub Enghuizen’ genoemd werd.
Rond 1900 was sport (1) al goed ingeburgerd in de regio Doetinchem en Doesburg. Niet alleen voetbal was populair, met clubs zoals de Doetinchemse Voetbal- en Cricket Club (opgericht in 1894) en Drusus in Doesburg (1898), maar ook andere sporten groeiden. Gymnastiek, korfbal, en tennis kregen steeds meer aanhang. Zo heeft er zelfs vanaf 1923 tot 1926 een Keppelse Korfbal Club bestaan. Schaken was echter de eerste georganiseerde sport in de regio, met een schaakvereniging in Doesburg sinds 1873 en in Doetinchem sinds 1908. Golf zou dus een volgende loot aan de sportstamboom in deze regio van de Achterhoek worden. (2)
Waarom een golfclub in deze contreien?
De golfsport werd in de laatste decennia van de negentiende eeuw in ons land geïntroduceerd door enkele aristocratische families met relaties in Engeland en Frankrijk, waar ze met die sport kennis hadden gemaakt. De eerste golfclubs werden opgericht in de buurt van steden waar deze families woonden. De (Koninklijke) Haagsche Golf- en Countryclub startte in 1893, gevolgd door de Doornsche (later ‘De Pan’ genoemd, 1894), de Rosendaelsche en de Hilversumsche (1895). De Kennemer Golf en Country Club (bij Haarlem) dateert van 1910, en dan volgen de Domburgse (1914) en de Noordwijkse (1915). En dan duikt in januari 1926 de golfclub ‘Enghuizen’ op, in hetzelfde jaar nog gevolgd door de Twentsche Golfclub.
In de jaren daarna neemt het aantal golfclubs langzamerhand toe, maar het totale aantal clubs bedraagt bij het uitbreken van WO II in 1940 nog maar zestien. (3) Waarom er juist op dat moment in de Achterhoek een golfclub werd opgericht heeft te maken met de namen van de initiatiefnemers en de verdere eerste leden van die vereniging. Het ging daarbij in eerste aanleg om een zevental personen uit de maatschappelijke bovenlaag van die regio, vooral leden van aristocratische families en industriëlen. Enkele van hen hadden al ervaring met golf, terwijl anderen betrokken waren bij andere sporten. Het gaat om M.C. gravin van Rechteren Limpurg, F.E.C. van der Hardt Aberson, mr. Ch. C. Beelaerts van Emminchoven, mr. J.P. Coops, R.J.C. baron van Pallandt, J.P baron van Heeckeren van Molecaten en jhr. mr. L. van Schuylenburgh van Bommenede.
De initiatiefnemers nader bezien
De meest opvallende naam in het bovenstaande lijstje is natuurlijk Marguerite Christine gravin van Rechteren Limpurg (1878-1938), die als eerste genoemd wordt. Zij was in 1923 als erfgenaam van haar oom Henri van Heeckeren van Enghuizen eigenares van dat kasteel en landgoed geworden. Zij was zelf voortgekomen uit het (kortstondige) huwelijk van Willem M.A. van Heeckeren van Enghuizen, eigenaar van het huis Sonsbeek in Arnhem, en Charlotte Alexandrine van Heeckeren van Molecaten. (4)
Ze was dus van zichzelf een Van Heeckeren van Enghuizen en in 1906 getrouwd met Adolph Zeyger graaf van Rechteren Limpurg (1863-1918), bezitter van het kasteel Rechteren in Dalfsen (Ov.). Haar vader en haar echtgenoot waren sportief aangelegd; vooral haar man was in Den Haag al vroeg bij de golfsport betrokken en in 1897 clubkampioen van de Haagsche geworden. (5) Zij was zelf ook een verdienstelijk speelster. Na het overlijden van haar echtgenoot (1918) kreeg zij te maken met het beheer van het omvangrijke landgoed Rechteren, waaraan in 1923 ook nog eens Enghuizen werd toegevoegd. Zij zou zich behoorlijk intensief met de golfclub op haar landgoed bezighouden, waarvan zij zelfs voorzitter zou worden, de eerste vrouwelijke voorzitter van een golfclub in ons land.
Het ligt voor de hand dat zij met de bewoner van nabijgelegen kasteel Keppel, Rein J.C. baron van Pallandt (1888-1938), in contact gekomen zal zijn. Deze was zeer actief in de sportwereld in zijn oorspronkelijke woonomgeving, ook in golf. Geboren op het kasteel Rosendael was hij al jong betrokken geraakt bij tal van sporten (vooral voetbal, hockey en golf), niet alleen als speler, maar ook bestuurlijk. Zo was hij van 1909 tot 1924, het jaar waarin hij naar Keppel verhuisde, het stamslot van de familie, secretaris van de Rosendaelsche Golfclub. Sinds 1919 was hij ook voorzitter van de Arnhemsche Hockeyclub. (6)
In 1913 was hij in het huwelijk getreden met Elisabeth Allegonda Anna Del Court van Krimpen (1887-1980), dochter van Aalbrecht Arent Del Court van Krimpen, de grote stimulator van de golfsport in Nederland. Deze had in 1895 mede aan de wieg van de Rosendaelsche Golfclub gestaan. Rein van Pallandt en zijn echtgenote zijn vanaf het begin in 1926 zeker bij de Golfclub Enghuizen betrokken geweest, maar het is onduidelijk of hij er als speler vaak kwam. Zijn echtgenote speelde er wel en zou tot haar overlijden in 1980 als donateur nauw met de club (later de Keppelse golfclub) verbonden blijven.
Wie ook vanaf het begin een prominente rol bij de nieuwe golfclub speelde was mr. J.P. (Jacobus Pieter) Coops (1875-1957), telg van een vooraanstaande Doetinchemse familie. Na zijn studietijd in Leiden, waar hij verschillende sporten beoefende, keerde hij in 1909 terug naar zijn geboortegrond om er zich als advocaat te vestigen en uiteindelijk op het huis ‘Groot Zande’ onder Hummelo te gaan wonen. Bij dat huis lag een tennisbaan, waar druk gebruik van gemaakt werd. (7) Hij was actief binnen de samenleving en het bedrijfsleven. Vanaf 1924 (tot 1957) fungeerde hij bijvoorbeeld als president-commissaris van de Geldersche Tramwegen (GTW). Hij zou de eerste secretaris van de Golfclub Enghuizen worden, en in die functie uitgroeien tot de centrale figuur binnen de club. We komen Coops in het vervolg nog veel vaker tegen, als actief speler, bestuurder en vertegenwoordiger van de Golfclub Enghuizen naar buiten toe.
De overige vier initiatiefnemers hebben een veel minder opvallende rol gespeeld: de genoemde F.E.C. (Frederik Ernst Carel) van der Hardt Aberson (1869-1937) vormde als directeur-eigenaar van de Keppelse IJzergieterij, naast Coops, een opvallende exponent van het bedrijfsleven in de regio. Hoewel hij als speler regelmatig in beeld komt, lijkt zijn bijdrage aan de club beperkt te zijn geweest. Wel zou hij er mogelijk aan bijgedragen hebben dat ook andere leden van zijn familie zich als lid aanmeldden.
Mr. Ch. C. (Charles Corneille) Beelaerts van Emminchoven (1871-1946) was advocaat en procureur, en later kantonrechter in Doesburg, maar werd al een jaar na de oprichting van de club in diezelfde functie benoemd in Apeldoorn. Hij zal dus al snel vertrokken zijn, maar was bij de oprichting nog wel lid van de baancommissie geworden. Dat heeft dus niet lang geduurd.
Mr. J.P. (Johan Paul) van Heeckeren van Molecaten (1883-1933) is eigenlijk een wat vreemde eend in de bijt, ondanks zijn keurige adellijke titel. Hij was namelijk namens zijn tante Marguerite Christine van Rechteren Limpurg rentmeester van het landgoed Enghuizen, en zo contactpersoon voor het bestuur van de golfclub. Gezien zijn positie bij het landgoed verbaast het niet dat hij in 1926 benoemd werd in de baancommissie, samen met Coops en Beelaerts.
De laatste naam in het rijtje initiatiefnemers, jhr. mr. L. (Lodewijk W.H.) van Schuylenburg van Bommenede (1898-1951) – wonend op de Ulenpas, het derde kasteel in de gemeente Hummelo en Keppel – is er mogelijk om die reden bij betrokken, en waarschijnlijk ook omdat hij al golfde, want hij komt in deze jaren (1924, 1926) voor als lid van de Rosendaelsche Golfclub, evenals zijn broer Frank. Toch komen we zijn naam bij de Golfclub Enghuizen helemaal niet meer tegen.
Het aantal leden
Zoals al aangegeven sloeg het initiatief aan: op 23 januari 1926 werd inderdaad de golfclub Enghuizen opgericht. Men had kennelijk hoge verwachtingen van de belangstelling voor de vereniging, want er was bepaald dat de eerste honderd leden die zich zouden aanmelden (vóór 1 mei 1926) vrijgesteld zouden worden van het zogenaamde entreegeld van fl. 10 per persoon. (8) Toch blijft het aantal aanmeldingen voor een zo onbekende sport als golf opmerkelijk: volgens de overlevering zouden zich 75 personen als lid hebben gemeld, waaronder ook een flink aantal theeleden. (9) Dat lijkt een reëel aantal: midden februari 1926 is er sprake van 61 leden, eind maart van 70 leden (onder wie 11 theeleden). In november 1926 wordt het aantal van zeventig genoemd, plus 15 theeleden; dan zouden er dus alles bij elkaar 85 leden geweest zijn.
De ledenlijst van de Golfclub Enghuizen die in juli 1926 in De Corinthian werd gepubliceerd telt maar 41 namen, en geeft ook hun woonplaats en domicilie (huis of kasteel) weer. De lijst geeft daarom een mooi inzicht in de onderlinge connecties in de sportieve bovenlaag in de Achterhoek. Daarop komen vanzelfsprekend niet alleen de zeven initiatiefnemers voor, maar ook vele andere leden van adellijke en aristocratische families uit de ruime omgeving. Onder hen Vivianne baron Brantsen van het huis Wielbergen onder Angerlo, mr. A. baron van Heeckeren van Kell van Rhederoord (De Steeg), majoor Catacre van De Wierse (bij Vorden), dr. J.H. van Heek (van Huis Bergh) en nogal wat lieden van aanzienlijke komaf uit Eefde. Daarnaast staan er de nodige lieden uit de industriële hoek op (van der Hardt Aberson, Hoffstede Crull, Liese), enkele medici (onder anderen dr. Westerbeek van Eerten, huisarts in Hummelo), juristen en ten slotte een paar herenboeren (Markvoort, Tenkink).
Het meest opmerkelijk is echter dat er ook vrouwen zelfstandig op de lijst voorkomen. Naast de al vaker genoemde gravin Van Rechteren Limpurg ook mevr. H. Cordes-Royer, de vrouw van de burgemeester van Hummelo en Keppel, mej. Steenbeek, de dochter van de predikant in Hummelo en J.E.H. gravin van Limburg Stirum, geb. van Nagell, echtgenote van de burgemeester van Brummen. Opvallend is ook dat de echtgenotes van mannelijke leden niet als lid vermeld worden, terwijl uit andere bronnen bekend is dat zij dat wel degelijk waren en ook geregeld speelden. Onder hen mevrouw Westerbeek van Eerten-Faure, mw. Liese-Metman, mw. Coops-von Weiler van Poelwijk, mevr. Van Heek-van Wulftten Palthe en mw. Van Pallandt-Del Court van Krimpen. Ook de kinderen van medeoprichter Coops komen als spelend lid voor.
Dat aantal van 41 moet dan ook als absoluut minimum beschouwd worden. Anderzijds moet worden aangenomen dat niet iedereen die op die ledenlijst voorkomt (of daaraan aan gekoppeld kan worden) daadwerkelijk actief golf gespeeld heeft, maar zich mogelijk alleen als belangstellende of theelid heeft laten registreren. We zullen verderop nog zien welke en hoeveel leden geregeld op de baan te vinden waren.
Dat relatief hoge aantal leden blijft in de jaren daarna niet gehandhaafd. Nogal wat lieden beëindigden vermoedelijk al vrij snel hun lidmaatschap omdat ze zich alleen belangstellend hadden getoond, en niet speelden, maar vooral ook door de problemen met de baan (die later nog ter sprake komen). In 1931 zijn er nog 29 leden over.
De eerste bestuursvergadering
Korte tijd na de oprichtingsvergadering op 23 januari 1926 werd op 11 februari d.a.v. op kasteel Enghuizen de eerste bestuursvergadering gehouden, waarbij de meeste initiatiefnemers aanwezig waren. Er werd toen een bestuur gevormd en enkele commissies bemand. Voorzitter werd de genoemde gravin Van Rechteren Limpurg, een unicum voor een sportclub in die periode. Ze had die functie niet alleen te danken aan het feit dat ze eigenares van het landgoed was waarop de club haar speelterrein had, maar ook met haar eerdere betrokkenheid bij de golfsport. Het was dus voor haar zeker geen erefunctie, want ze bemoeide zich met allerlei bestuurskwesties en zonder haar werd er niet vergaderd.
Secretaris werd mr. J.P. Coops, die daarmee de centrale figuur in de club werd. Coops zou bijna vijfentwintig jaar bestuurlijk actief blijven voor de club en erevoorzitter worden. Penningmeester werd P. van den Berg, directeur van de Nationale Bankvereniging in Doetinchem. Hij had zich als lid aangemeld en zal bij de anderen bekend zijn geweest. Van den Berg zou twintig jaar (tot in 1946) het penningmeesterschap vervullen. Verder werd dr. J.H. van Heek (die er op 26 januari bij geweest was) – zonder dat hij op 11 februari aanwezig was – op voorstel van mevrouw Van Rechteren tot captain benoemd. Dat was een functie van belang: hij diende niet alleen als vicevoorzitter op te treden, maar was ook verantwoordelijk voor de organisatie van de wedstrijden, voor het bijhouden van de handicaps van de leden en had zitting in alle andere commissies.
Dat was geen gelukkige keuze, omdat Van Heek zich weliswaar belangstellend had getoond, maar zijn sportieve ambities lagen niet bij golf, maar bij cricket en tennis. (10)Het gevolg was dat hij maar weinig op de golfclub aanwezig was, nauwelijks iets wist van het spel en de handicaps, zodat secretaris Coops vrijwel al zijn taken op zich heeft genomen. Van Heek heeft nog wel pogingen in het werk gesteld om van zijn benoeming af te komen, maar mevrouw Van Rechteren was onvermurwbaar. Van Heek is tot 1931 formeel bestuurslid gebleven, en heeft toen zijn lidmaatschap opgezegd, maar bleef de golfclub een warm hart toedragen.
Er werd tijdens die eerste bestuursvergadering ook al een baancommissie ingesteld met daarin Beelaerts van Emminchoven, Coops en Van Heeckeren van Molecaten. Ook werden tijdens die eerste vergadering de statuten en het huishoudelijk reglement voor de golfclub Enghuizen vastgesteld. Die statuten van de Golfclub Enghuizen waren in de aanloop naar de oprichtingsvergadering al op papier gezet (en misschien wel besproken), maar ze zijn pas definitief vastgesteld op de bestuursvergadering van 11 februari. Ze zijn niet erg omvangrijk en tellen maar zes artikelen. In het verlengde van de Statuten werd op diezelfde dag ook het Huishoudelijk Reglement (24 art.) goedgekeurd. (11) Mogelijk werden de regelingen zoals die bij de Rosendaelsche Golfclub in gebruik waren als uitgangspunt genomen.
De Golfclub Enghuizen zou statutair in Hummelo gevestigd zijn, voor onbepaalde tijd worden aangegaan, en een boekjaar kennen dat gelijk was aan het kalenderjaar. Er is kennelijk geen erkenning gevraagd aan het Ministerie van Justitie voor de vereniging, want zij komt niet voor in de desbetreffende registers bij het Nationaal Archief; dat zou pas veel later (1960) gebeuren. Verder bevatten de statuten bepalingen over welke categorieën leden er zouden zijn, de omvang van het bestuur, de verdeling van de functies en zijn bevoegdheden. Zo zou het bestuur de captain mogen benoemen (telkens voor één jaar, terstond herkiesbaar) en verder enkele commissies mogen instellen (baancommissie, handicapcommissie).
In het huishoudelijk reglement worden tal van aspecten meer en detail geregeld, zoals de gang van zaken rondom het aanmelden als lid, de contributie voor de verschillende categorieën leden (en regels voor de betaling daarvan), de bepalingen voor de greenfee, voor het houden van de jaarlijkse ledenvergadering en zo meer. Ook staan er enkele regels in over waar de leden zich in het clublokaal aan te houden hebben. Honden dienden aan de lijn gehouden te worden, en er bestaat een rookverbod in de bossen.
Het lidmaatschap
De contributie voor een spelend lid bedroeg fl. 25, een behoorlijk bedrag als we dat afzetten tegen het dagloon in die jaren. Een tuinarbeider bij het nabijgelegen huis Ulenpas verdiende in die jaren voor zes dagen werken maximaal fl. 15, dus fl. 2,50 per dag. Die moest dus tien dagen werken om dat bedrag op te kunnen hoesten.12 Dat bedrag van fl. 25 gold voor het gezinshoofd, overige familieleden betaalden fl. 10. Dat ging dus vaak om echtgenotes en kinderen. In vergelijking met het lidmaatschap van de Rosendaelsche Golfclub viel de contributie bij Enghuizen nog mee. In 1925 was dat bij die club namelijk op fl. 50 gesteld (het dubbele van Enghuizen), met een entreegeld van fl. 15.13.
Het entreegeld bedroeg bij Enghuizen fl. 10 , maar dat hoefde niet betaald te worden als je je vóór 1 mei 1926 had aangemeld. Je kon ook lid voor het leven worden, tegen betaling van fl. 250 in een keer. Nietspelende leden, aangeduid als theeleden, waren jaarlijks fl. 5 verschuldigd. De totale contributie die in 1926 werd ontvangen beliep fl. 1.108,12; daarnaast werd apart nog een bedrag van fl. 250 verkregen, mogelijk de optelsom van enkele extra bijdragen. Zo schonken Van Heek en mevrouw Catacre ieder fl. 100. Voorgeschreven werd dat de contributie vóór 1 januari betaald moest zijn; bij wanbetaling werd je uitgesloten van het spelen van wedstrijden en volgde na drie maanden een royement.
Het greenfeetarief – introductie of tijdelijk lidmaatschap genoemd – bedroeg fl. 1 per keer, maar je kon ook tijdelijk lid worden voor een week (fl. 3) of een maand (fl. 10). Het huishoudelijk reglement bevatte verder ook bepalingen over het verkrijgen van het lidmaatschap: dat ging bij het bestuur via een voordracht van twee leden die het voorgestelde lid persoonlijk kenden. Nadat het voorstel twee weken in het clubhuis had voorgehangen, nam het bestuur een besluit over de toelating, dat door de secretaris schriftelijk aan het kandidaat-lid werd medegedeeld. Wie zijn lidmaatschap wilde beëindigen moest dat vóór 30 november doen.
Het terrein
Het terrein waarop de golfbaan zou worden uitgelegd was gelegen vlak achter de orangerie van het kasteel Enghuizen. Het bestond uit een tweetal weilanden, met een geschatte oppervlakte van ongeveer 3 ha. en was in de aanloop naar de oprichting van de club al door een deskundige geïnspecteerd en als oefenterrein geschikt bevonden. Die deskundige was G.M. (Gerry) Del Court van Krimpen, indertijd de meest vooraanstaande golfer van Nederland en in die jaren voorzitter van de Rosendaelsche. Zijn betrokkenheid is eenvoudig te verklaren omdat hij de broer was van mevrouw Van Pallandt van Keppel, en daarom zwager van mede-initiatiefnemer Rein van Pallandt. Hij was bij nogal wat golfbanen in Nederland betrokken als adviseur bij de aanleg of uitbreiding, en zal zijn familie graag hebben willen helpen. (14)
Die gronden zelf behoorden toe aan gravin Van Rechteren Limpurg, die ze aan enkele boeren als weiland had verpacht. Dat medegebruik zou tot tal van problemen aanleiding geven, die onder ter sprake komen. Op dat terrein heeft Del Court kort na de oprichting 9 holes uitgezet, en werd op 15 februari 1926 met de aanleg een begin gemaakt. Een maand later was die aanleg vrijwel afgerond, omdat er volgens de verhalen al geoefend werd, hoewel sommige greens nog niet klaar waren. Op 10 april 1926 werd de baan officieel geopend, op een regenachtige zaterdag. In twee-en-een-halve maand een golfclub oprichten en een baan aanleggen, kom daar nu nog eens om.
Het was echter geen golfbaan zoals we die ons tegenwoordig voorstellen: van echte fairways was geen sprake, omdat het gewoon weilanden waren waarop normaliter koeien graasden. In die weilanden waren de greens aangelegd, kleine vlakke grasveldjes, tegen het vee beschermd door ijzeren paaltjes met (prikkel)draad ertussen. De aanschaf van die paaltjes kostte enkele honderden guldens, zoals ook de verdere aanleg en onderhoud in het eerste jaar de nodige kosten met zich meebracht, inclusief de vergoeding aan de grondeigenares. Heel ongebruikelijk was een dergelijke opzet niet, omdat iets vergelijkbaars heel vroeger ook op de Haagsche en op de oude baan van de Kennemer Golfclub het geval was geweest. Vandaar dat het terrein uitsluitend geschikt bevonden werd als oefenterrein, en niet voor ‘echte’ wedstrijden.
Over de lay-out van de baan is niets bekend. Er bestaat geen plattegrond en er is ook geen enkele scorekaart van bewaard gebleven. We tasten daarom in het duister over de lengte en de ligging van de holes. Daarom ontbreekt ook informatie over hoeveel slagen men over iedere hole mocht doen, en dus ook over de par van de baan, hoewel er soms wel aantallen slagen genoemd worden, die een speler voor 9 of 18 holes nodig had. Het enige wat we zeker weten is dat er 9 holes waren, en dus waarschijnlijk 9 greens.
Problemen met de pachters
De regeling die mevrouw Van Rechteren Limpurg met de golfclub gemaakt had, hield in dat het bestuur zelf met de boeren tot overeenstemming moest komen over de vergoeding die aan de boeren betaald zou worden voor het medegebruik van hun weilanden. Dat bleek niet makkelijk: de boeren beklaagden zich over ‘het geloop in de velden, de verstoring van het vee en de beschadiging van het gras’ en wilden een veel hogere vergoeding dan de club bereid was te betalen. Anderzijds waren de lengte van het gras en de hoge graspollen voor de golfers een doorn in het oog, want die mochten van de boeren niet gemaaid worden. Uiteindelijk kwam men toch tot overeenstemming en ging de club jaarlijks een bedrag van fl. 3 per lid betalen, waar tegenover stond dat het maaien van de pollen vanaf 1 juli werd toegestaan en dat in het najaar (als de koeien op stal stonden) de weilanden met een wals gerold mochten worden.
Die vergoeding aan de pachters is nog geruime tijd uitbetaald; in 1928 werd daaraan nog fl. 220,75 uitgegeven, bijna een kwart van de begroting. Een en ander betekende dat er tot 1 juli alleen met flinke beperkingen gespeeld kon worden, en niet alle holes volledig gebruikt mochten worden, als we de aanwijzingen goed begrijpen. Bijkomend probleem was dat de eigenares eiste dat de spelers en speelsters om de eerste tee (afslagplaats) te bereiken een flinke omweg moesten maken (via de vlonder bij het huis van de rentmeester), hoewel die tee maar acht meter van het clublokaal lag. Over het prikkeldraad klimmen was niet toegestaan, zodat sommige dames daarom maar onder het draad doorrolden. Kortom, de situatie begon verre van ideaal en zou in de jaren daarna nauwelijks verbeteren.
De werkzaamheden voor de aanleg – dat zal vooral voor het geschikt maken van greens geweest zijn – werden verricht door de arbeiders Blitz en Beek. Blitz was in dienst van het landgoed en Beek was de tuinman van Coops en Westerbeek van Eerten. In april 1926 werd voorgesteld om hen daarvoor een gratificatie te geven. Blitz werd in eerste instantie als groundsman aangetrokken worden, maar hij voldeed niet erg, zodat er na korte tijd alweer over zijn ontslag gesproken werd. Hoewel dat niet zonder toestemming van de eigenares kon, komt hij nadien niet meer voor. Beek blijft wel in beeld, en onderhield de greens met een handmaaimachine. De berichten over de kwaliteit van de baan zijn ondanks de geschetste problemen met de pachters aanvankelijk redelijk positief: in februari 1927 wordt gemeld ‘de links worden steeds beter en zijn in dit jaargetijde, nu het gras niet groeit en er flink op de links is gerold, zeer goed bespeelbaar’. Twee maanden later heet het: ‘Ofschoon het gras begint te groeien, zijn de links toch goed bespeelbaar. De greens waren zelfs heel goed’.
In de latere jaren (1929, 1930) wordt gemeld dat de baan voor een oefenterrein in goede staat is, en worden de resultaten van een enkele speler, gezien het terrein, ‘mooi’ genoemd. Het blijft natuurlijk de vraag waarmee de baan dan vergeleken wordt. Bovendien blijkt dat dat sommige spelers tijdens het spelen nogal eens ballen kwijtraakten. (15) De opgelegde beperkingen voor het maaien van het gras en de graspollen, gecombineerd met nattigheid van de weilanden, leidden ertoe dat men in 1931 verzucht dat zelfs het oefenen op de baan bijkans onmogelijk is geworden en dat men daarom overwoog de club maar op te heffen.
Golfspullen
Een bijzonder aspect is bovendien dat je om golf te kunnen spelen natuurlijk golfclubs nodig hebt, plus vanzelfsprekend een paar ballen en een tas om dat alles in mee te nemen. De vraag is dan allereerst: wat heb je als beginnende golfer nodig en hoe kom je daaraan? Golf werd in Nederland in 1926 nog maar nauwelijks beoefend, en dus kun je niet zomaar even naar de golfdiscount op de hoek lopen en daar het nodige kopen.
Bij de oprichtingsvergadering in januari 1926 was er via een Haagse winkel enig demonstratiemateriaal getoond. Via het bestuur werden de leden in februari 1926 nader geïnformeerd wat een beginnende golfer zoal nodig had. De al eerdergenoemde heer Del Court schreef dat men voldoende had aan een viertal stokken, in ieder geval een driver, plus een putter en nog twee andere. Iedere stok kostte fl. 8,25, alleen de driver was drie kwartjes duurder (fl. 9). Een golftas kreeg je voor fl. 8,50, zodat je in totaal fl. 42,25 voor je uitrusting kwijt was. ‘Een half dozyn ballen is gewenscht’, zo wordt nog meegedeeld. Die kosten fl. 1 per stuk (netto, zonder korting, staat er bij). Tijdige bestelling werd aanbevolen, omdat alles uit Engeland moet komen.
Golflessen
En als je dat allemaal ontvangen hebt, kan er eindelijk gegolfd worden, zou je denken. Maar moet je dat eerst niet leren? Dan heb je toch een leraar nodig, een golfpro zouden we nu zeggen. Er werd dan ook direct belangstelling gevraagd voor het nemen van lessen van een golfprofessional, die fl. 1,50 tot fl. 2 per uur zouden gaan kosten. Kort na de opening van de baan kwam de Engelse golfpro van de Domburgse, Edward John Hill, voor twee weken naar Hummelo om de leden de eerste beginselen bij te brengen. Hill was een ervaren golfleraar, die al in 1910 als 19-jarige naar Nederland gekomen was en achtereenvolgens bij de Kennemer en de Hilversumse werkzaam was geweest, en nu bij De Domburgse actief was. Overigens was het heel gebruikelijk dat de bestaande golfclubs elkaar hielpen, zodat het opduiken van Hill bij Enghuizen in dat stramien past.
Voor zijn lessen was er de nodige animo. Zo weten we dat hij lesgaf aan mevr. Van der Hardt Aberson, het echtpaar Liese, en vader en dochter Coops, maar ongetwijfeld ook aan andere leden. Even leek het erop dat zijn betrokkenheid bij Enghuizen eenmalig zou zijn, omdat van zijn ontslag sprake was, maar in het najaar (november 1926) was hij er weer, maar zijn tarief was nu gestegen naar fl. 2,50 per uur, omdat ook zijn reiskosten daarin verdisconteerd moesten worden. Hill zou, en na hem zijn zoon Teddy, tot in de jaren dertig bij Enghuizen les komen geven. Die laatste logeerde volgens overlevering bij bakker Jansen in Hummelo, die kamers voor pensiongasten had en maakte met zijn verre golfslagen veel indruk op het zoontje des huizes. (16) Hill was overigens niet de enige die op Enghuizen lesgaf: ook Jan Lether, greenkeeper en (assistent-)professional van de Rosendaelsche duikt in oktober 1927 in de Enghuizense annalen op. Hij was aanmerkelijk goedkoper dan Hill; zijn lessen kostten fl. 1. Hij gaf onder meer les aan de kinderen van oprichter Coops. (17)
Wie speelden er nu eigenlijk?
Van de ongeveer 75 leden die Enghuizen die zich in 1926 als lid hadden aangemeld, zijn we er al een paar tegengekomen. Maar hoe zat het met al die anderen? Speelden die ook met enige regelmaat of hadden die zich alleen als belangstellende of theelid aangemeld? Uit de bronnen blijkt dat er maar een beperkt aantal lieden was dat zich met groot enthousiasme op het golfen heeft gestort. Dat waren in ieder geval de initiatiefnemers Coops, Van der Hardt Aberson en Beelaerts van Emminchoven, verder de jonge herenboer Willem Tenkink, de Hummelose huisarts Bart Westerbeek van Eerten (steevast als de dokter aangeduid), zijn echtgenote, het echtpaar Liese uit Laag-Keppel, mevrouw
Coops en de kinderen Coops en mevrouw Van der Hardt Aberson. Nogal wat anderen komen we veel minder vaak tegen: de student Hans Roser, de jonge graaf Rein van Rechteren Limpurg (zoon van de eigenares), de dames Van Pallandt, Van Heeckeren van Molecaten, van der Wall Bake, van Heek, de heer Sebbelee en leden van de familie Op ten Noort.
Vooralsnog lijkt het erop dat het maar om maximaal vijftien à twintig actieve spelers en speelsters ging. Dat aantal spoort ook globaal met het aantal leden van de golfclub Enghuizen die in 1926/27 één of meerdere keren als greenfeespelers bij de Rosendaelsche kwamen spelen; dat waren er dertien. Die wilden misschien ook eens op een ‘echte’ golfbaan spelen. Onbetwiste koploper daarbij was Frederik (F.E.C.) van der Hardt Aberson, die daar alleen in 1927 al 17 keer kwam, en er ook in de jaren daarna een regelmatige gast was. Captain Van Heek schittert in die jaren op Enghuizen door afwezigheid. De enige keer dat we hem daar daadwerkelijk tegen komen is op 26 oktober 1928 als hij als vice-voorzitter de prijzen bij het clubkampioenschap uitreikt.
Meestal werd er alleen in de weekends gespeeld, altijd onderling, maar het kwam soms ook voor dat men door de week naar de baan ging. Coops en anderen oefenden soms ook in hun eentje een paar holes. Dat er maar beperkt gespeeld werd, was niet ongewoon: ook op de Rosendaelsche werd er eerst alleen op donderdag (vanaf 10 uur) en op zondag na
kerktijd gespeeld. (18) Dat onderling spelen zal wel op afspraak zijn gegaan, omdat we steevast dezelfde mensen tegenkomen: Coops, Tenkink, Westerbeek van Eerten en echtgenote, Beelaerts, die dan in afwisselende samenstellingen speelden. Opvallend is dat er een enkele keer van caddies gebruik gemaakt werd, voor het dragen van de tassen en hulp bij het vinden van ballen. Bekend is dat de kinderen Coops en Westerbeek van Eerten dat soms voor hun ouders en hun vrienden deden, en daar dan 50 cent mee verdienden. Bij wedstrijden werden soms jonge schooljongens uit de buurt daarvoor ingeschakeld: in 1927 zijn er vier uit Hummelo in beeld (waaronder Freek Jolink, de vader van popmuzikant Ben).
De eerste wedstrijden: de maandbeker en het clubkampioenschap
In de zomer van 1926 werd er voor het eerst over het houden van een wedstrijd gesproken, maar daarvoor was het nodig dat de spelers en speelsters over een handicap beschikten. Het plan om nog in juli een wedstrijd te houden mislukte daarom, maar in de maand augustus zou er voor het eerst om de maandbeker gespeeld worden. Daarvoor was een vaste dag bepaald: de tweede zaterdag van de maand, in dit geval 14 augustus.
Voor die wedstrijd had mevrouw Van Pallandt-Del Court van Krimpen een zilveren wisselbeker ter beschikking gesteld. Degene die die beker 5 maal achter elkaar won, of 8 keer in totaal, mocht hem mee naar huis nemen. Helaas ging die wedstrijd toen niet door, omdat er zich maar vier deelnemers hadden aangemeld: Coops, Westerbeek van Eerten, Van der Hardt Aberson en Tenkink. Dat beschouwden de heren ten opzichte van de schenkster geen goed signaal. In daaropvolgende maand september 1926 werd die maandbeker wel verspeeld, met Willem Tenkink als eerste winnaar. Tenkink won hem ook in oktober en november, maar in december 1926 ging dr. Westerbeek van Eerten met de eer strijken. Het aantal deelnemers aan die maandbekerwedstrijden bleef beperkt, hoewel hij ook voor vrouwelijke leden openstond. In april 1927 won er voor het eerst een dame, dochter Isabel Coops, en in mei weer een, nu was dat mevrouw Liese-Mesman.
Zolang de golfclub op Enghuizen bleef spelen (tot in 1931) is er vrijwel iedere maand om die beker gespeeld, met nogal wat verschillende winnaars. In november 1930 won Willlem Tenkink het kleinood voor de achtste keer, en kon hij hem mee naar huis nemen. Hij schonk direct een nieuw exemplaar, waarom vervolgens weer werd gespeeld. In 1927 werd er onder grote belangstelling voor het eerst om het clubkampioenschap gestreden. Op 7 mei van dat jaar bleek Willem Tenkink de beste bij de heren te zijn, die daarmee eerste clubkampioen werd. Hij zou dat in de jaren daarna nog tien keer herhalen. Goede tweede werd toen mr. Beelaerts van Emminchoven. Bij de dames won mevrouw Liese-Mesman, waarbij speciaal werd aangetekend dat die pas één jaar golfde. Mevrouw Van Heeckeren van Molecaten werd hier tweede. De prijzen voor de winnaars waren ter beschikking gesteld door mevrouw Van Rechteren Limpurg. In de navolgende jaren zijn die clubkampioenschappen een vast onderdeel van het jaarprogramma geworden.
Gebruik werd ook dat er tijdens het clubkampioenschap een afzonderlijke approach- en putting-wedstrijd werd gehouden: iedereen mocht vanaf ongeveer 50 m. drie ballen naar drie greens slaan (en uitputten). Wie dat in het minste aantal slagen deed, werd winnaar. De dames konden dat beter dan de heren: eerste werd in 1927 (weer) mevr. Liese, met 9 slagen, met mevr. Westerbeek van Eerten als tweede. Ook die approachwedstrijdjes zijn nog geruime tijd gehandhaafd gebleven.
Van andere wedstrijden is in die jaren nog geen sprake, ook niet van deelname aan de competitie. Dat kon ook moeilijk, omdat de baan feitelijk ongeschikt was voor ‘echte’ wedstrijden. In december 1926 won mevrouw Coops de Poedelprijsbeker, maar hoewel we kunnen raden waar die voor was, komen we hem daarna nooit meer tegen.Uit de uitslagen van die wedstrijden is met enige moeite op te maken welke handicap iedere speler/speelster had, want er worden geregeld bruto- en nettoresultaten genoemd. Een helder overzicht daarvan ontbreekt, maar algemeen bekend is dat Willem Tenkink verreweg de beste speler van de club was, dus de laagste handicap had.
Het clublokaal
In de latere literatuur over de vroegste geschiedenis van de Golfclub Enghuizen wordt als bijzonderheid steeds vermeld dat het weliswaar maar een kleine club was, maar dat die het grootste clubhuis van alle golfclubs in het land had. Daarbij werd dan een foto van de oranjerie van kasteel Enghuizen afgedrukt. Dat klopte in die zin omdat de golfclub weliswaar gebruik maakte van die oranjerie, maar daarbinnen slechts een beperkte ruimte ter beschikking had. Dat gebouw, daterend uit omstreeks 1840, was nog in gebruik als oranjerie (opslagplaats in de winter voor kwetsbare planten en heesters), en bevatte ook nog de woning voor de tuinman. De lokaliteit voor de golfclub zal daar deel van uitgemaakt hebben. Over het nadere gebruik daarvan, de schoonmaak, het gebruik van de wc’s en de wasgelegenheid en zo meer moest met mevrouw Van Rechteren Limpurg nadere afspraken gemaakt worden.
De club zorgde zelf voor het meubilair in het clublokaal. Daarin stonden ook de kleerkastjes, die de leden konden huren. Na afloop van de wedstrijden kwam men daar bijeen, om gezamenlijk thee te drinken, die door vrouwelijke leden (en echtgenotes van leden) werd gezet en uitgeserveerd. Onder die gastvrouwen treffen we namen aan van mevrouw Van Pallandt, Coops, Van Schuylenburch, Liese, Kroon, Van Rechteren Limpurg en Breukink, kortom iedereen deed mee, een fenomeen dat nog lang een kenmerk van de golfclub gebleven is, tot in de 21e eeuw.
Het clubleven werd omschreven als geanimeerd, waarbij gezelligheid troef was. De leden waren verplicht om alle verteringen die ze hadden genoten vóór hun vertrek af te rekenen. Er was ook een leestafel, met kranten en tijdschriften; vast staat dat de club een abonnement had op De Corinthian, indertijd het orgaan van de Nederlandse golfclubs. Ten slotte: degene die als laatste het clublokaal verliet, moest het op slot doen en de sleutel bij de rentmeester in het Jagershuis afgeven. Daar moest iedereen toch langs omdat voorgeschreven was dat de leden hun auto’s langs het pad bij dat huis moesten parkeren. Dat dat geregeld werd geeft aan dat de meeste leden over een auto beschikten, hetgeen het elitaire karakter nog eens bevestigt.
Contacten met andere golfclubs
De net opgerichte club wilde zich graag aansluiten bij de rest van de golfwereld. Zo werd er bepaald dat men de spelregels zou gaan volgen zoals die door de beroemde Royal and Ancient Golf Club of St. Andrews waren vastgesteld. Om de leden daarvan op de hoogte te stellen werd een exemplaar van die regels in het clubhuis opgehangen. We zagen al dat er met de naburige Rosendaelsche Golfclub goede contacten waren en dat nogal wat leden van Enghuizen daar met enige regelmaat gingen spelen. Ook waren er een paar die van beide clubs lid waren, zoals het echtpaar Van Pallandt en Lodewijk van Schuylenburgh.
Maar ook met het Nederlands Golf Comité (NGC), de voorloper van de huidige Nederlandse Golf Federatie, de overkoepeling van de golfclubs in het land, werd contact gezocht. Secretaris Coops was al op 19 maart 1926 – zes weken na de oprichting - aanwezig op de ledenvergadering van het NGC in Den Haag, en werd daar als nieuwe afgevaardigde van harte welkom geheten. Eén jaar later (vergadering van 19 januari 1927) bleek dat Enghuizen zich wel bij het comité wilde aansluiten, maar zijn financiële bijdrage wilde beperken tot maximaal fl. 25. De afspraak was echter dat ieder club fl. 1 per lid zou bijdragen, zodat na enige discussie werd besloten niet op het Enghuizense voorstel in te gaan. De consequentie was dat Enghuizen zich niet bij het NGC aansloot en ook niet meer ter vergadering verscheen.
Uiteindelijk zou Enghuizen pas in 1935 weer bij het NGC ten tonele verschijnen, en toen ook lid worden. Dat nam niet weg dat vooral secretaris Coops zich in de tussentijd graag bij de andere clubs vertoonde. Hij ging geregeld naar wedstrijden elders kijken en speelde soms ook mee. Ook vertegenwoordigde hij Enghuizen bij bijzondere gelegenheden. Zo was hij in 1928 aanwezig bij de opening van de nieuwe baan van de Kennemer Golfclub in Zandvoort, een jaar later bij die van De Pan in Doorn en in 1930 bij die van de Hattemse Golfclub. Niet voor niets kreeg hij de eretitel ‘Achterhoekse steunpilaar van de Nederlandsche Golfsport’.
Hoe liep het nu af?
De baan bleef al die jaren een zorgenkindje, hoewel van tijd tot tijd berichten zijn dat de baan ’voor een oefenterrein ín goede staat is’. Maar ook: ‘op onze bestaande 9 holes is het oefenen bijna onmogelijk, daar het gras en de pollen niet gemaaid mogen worden’.(19) De weilanden bleven drassig, waarop geen fairway te onderkennen was door de bezwaren van de pachters. Er gingen door de moeilijke omstandigheden vaak ballen verloren, die bovendien ook – als ze al teruggevonden werden – door het jongvee als kauwgom waren gebruikt. Ondanks enkele berichten van het tegendeel liet ook de kwaliteit van de greens behoorlijk te wensen over. Daarvan getuigt het grapje dat bij een naburige golfclub rondging, dat op Enghuizen de plaatselijke regel gold ‘Lost ball on green, no penalty’.
Die lastige omstandigheden leidden ertoe dat er al relatief snel werd omgekeken naar andere locaties. Zo ging secretaris Coops met zijn zoon Jan Chris, vergezeld door tuinman Beek, in november 1927 kijken of er het goed Kamphuizen (gelegen onder Vorden, aan de Wildenborchseweg) niet geschikt zou zijn voor de aanleg van een golfbaan. Dat landgoedje was eigendom van de familie Op ten Noort, die ook op Enghuizen lid was. Hoewel iedereen enthousiast was is daar geen vervolg aan gegeven. De problemen beleven echter bestaan, en het aantal leden nam steeds verder af, totdat er in 1931 nog maar 29 over waren. Alleen die lieden, die aan een ernstige vorm van ‘golfitis’ leden bleven in dei laatste jaren nog spelen, zo werd later verklaard.
Daarom werd ernstig overwogen om de club maar op te heffen maar zover kwam het toch niet. Tijdens de bestuursvergadering van 26 oktober 1931 werd besloten de ledenvergadering (12 november) voor te stellen toch niet tot opheffing over te gaan. Er was namelijk door Rein van Pallandt van Keppel aangeboden om een stuk land van hem te gaan huren, dat geschikt gemaakt zou kunnen worden om vier of vijf holes op uit te leggen. Dat terrein was gelegen aan de Oude Zutphenseweg, 500 meter achter het hotel in Laag-Keppel, bij boerderij De Reuze. Er stonden op dat stuk grond alleen wat waardeloze berken, die gekapt mogen worden, en verder was er veel mosgras en heidebosch. Dat terrein zou met weinig kosten geschikt gemaakt en onderhouden kunnen worden als oefenterrein en bood de mogelijkheid tot uitbreiding in de toekomst. Op de kosten hoefde het plan niet te stranden, daar er nog fl. 625,40 in kas was.
Die mogelijkheid werd met beide handen aangegrepen, en betekende de doorstart van de Golfclub Enghuizen op een andere locatie. Tegenwoordig (2024) maakt dat stuk grond nog steeds deel uit van de gronden waarop de Keppelse Golfclub, zoals Enghuizen zich na 1951 ging noemen, speelt, dus al bijna 95 jaar. Het jaar 1932 werd gebruikt om daar zes holes op aan te leggen, naar een ontwerp van Coops en Westerbeek van Eerten. Met het spelen om de maandbeker op 6 mei 1933 werd die nieuwe baan in gebruik genomen en ging de Golfclub Enghuizen een geheel nieuwe fase in haar bestaan in.
Die verhuizing betekende ook het einde van de betrokkenheid met de golfclub van voorzitter Marguerite Christine gravin van Rechteren Limpurg, die door haar tweede huwelijk in 1928 met Johan Christiaan baron van Haersolte overigens voortaan ‘mevrouw van Haersolte’ genoemd werd. Zij zou in de ledenvergadering tot erelid benoemd worden. Aan mevrouw Van Pallandt zou gevraagd worden of zij niet presidente of ere-presidente van de club wilde worden. Onbekend is of dat doorgang heeft gevonden, want secretaris J.P. Coops wordt in 1931 tot voorzitter gekozen; het secretariaat werd overgenomen door dr. B. Westerbeek van Eerten.
Wie er ook uit het bestuur verdween was J.H. van Heek, die ook zijn lidmaatschap beëindigde. Hij werd door Coops uitvoerig schriftelijk bedankt voor zijn royale ondersteuning gedurende bijna 6 jaar. In zijn reactie schrijft Van Heek dat hij blij is dat de club behouden blijft en graag jaarlijks nog fl. 30 wil blijven bijdragen. Hij voegt daaraan aan toe dat de club voor iets extra’s altijd bij hem mag aankloppen. ’Aan het prachtige terrein van Enghuizen – al had het uit golfoogpunt groote bezwaren – zullen prettige herinneringen bij ons voortleven’. Mooier kan de afsluiting van deze bijdrage over de golfclub Enghuizen niet verwoord worden.
Verloren bal bij een koe
Het spelen op de oude Enghuizense baan vereiste het nodige doorzettingsvermogen. Een mooie anekdote uit die periode over het verliezen van een bal door de aanwezigheid van de koeien, betrof een slag van een van de leden van het eerste uur, Willem Tenkink. Tenkink sloeg zijn bal midden in een kudde koeien, en raakte er toevallig één, vlak onder de staart, toen het beest daarmee juist omhoog stond. Aangezien de bal niet meer te vinden was, leek het waarschijnlijk … Er is nog even aan de voorkant van de koe gewacht, maar toen daar geen bal verscheen, heeft hij met een nieuwe bal verder gespeeld. Het verhaal vermeldt overigens niet of er een strafslag genoteerd is. Hoewel Tenkink bij navraag erkende dat hij wel eens een koe geraakt heeft en zijn bal daarna nooit meer teruggevonden heeft, achtte hij de overige bijzonderheden aan een nog grotere fantasie dan de zijne ontsproten. Maar het verhaal is eigenlijk te mooi om het niet nogmaals op te schrijven.
Geen subsidie meer van VVV Hummelo en Keppel
De nieuwbakken golfclub kreeg direct een steuntje in de rug, omdat de VVV van Hummelo en Keppel besloot om de vereniging in 1926 een subsidie van 25 gulden toe te kennen, mogelijk omdat men meende dat zo’n golfbaan wel eens toeristen zou kunnen aantrekken. Dat gebaar schoot bij de gemeenteraad echter in het verkeerde keelgat, omdat men van mening was dat die vereniging zichzelf heel goed kon bedruipen. De jaarlijkse subsidie van de gemeente aan de VVV werd dan ook een jaar later met datzelfde bedrag verlaagd. Opmerkelijk hierbij was dat burgemeester Cordes van Hummelo en Keppel ook voorzitter van de VVV was, en daarom moest beleven dat het onder zijn verantwoordelijkheid genomen besluit van de VVV door zijn gemeenteraad ongedaan werd gemaakt. Overigens was zijn echtgenote, mevrouw H. Cordes-Royer, ook nog eens lid van de golfclub. Bron: Delpher, Zutphense Courant, 8 nov. 1927 en de Graafschapbode van dezelfde datum.
Noten
1. Deze circulaire maakt deel uit van een bestandje archivalia, met veel meer informatie over de golfclub Enghuizen uit de jaren 1926-1931, aanwezig in het archief van het huis Bergh (archiefbestand dr. J.H. van Heek, inv.no’s 105 en 92/14). Deze bijdrage is in belangrijke mate daarop gebaseerd, aangevuld met informatie op basis nader onderzoek via de website Delpher (o.m. de ‘Corinthian’ en de ‘Revue der Sporten’) en enkele dagboekjes van Jan Chris Coops (1910-1985) uit de jaren 1926-1928 (particulier bezit). Verder informatie over de golfclub Enghuizen is ontleend aan de beschikbare literatuur, zoals het lustrumboek 75 jaar Keppelse Golfclub 1926-2001 (2001) en meerdere artikelen in Bij Hoog en Laag, het periodiek van de Keppelse Golfclub. Ook is gebruik gemaakt van het archief van de Keppelse Golfclub zelf, dat is ondergebracht bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) in Doetinchem.
2. Gebaseerd op het digitale repertorium ‘Sportbonden, sportclubs en sportperiodieken in Nederland tot 1940’ op de website van het Huyghens Instituut.
3.Robin Bargman en Arnout Janmaat, De Nederlandse Golfgeschiedenis in Woord en Beeld (Woudrichem 2023) 214-226, 291-307, 404.
4.Zie hiervoor de bijdragen van Ad Habets in het Arnhems Historisch Tijdschrift (AHT), ‘Op grond van overspel’ (jrg. 41 (2021) 140-151); ‘Gratie voor Willem van Heeckeren’ (id., 238-240) en ‘Langzaam in de vernieling. Henri en Willem van Heeckeren in Parijs’ (jrg.43 (2023), 82-88).
5. Arnout Janmaat, ‘De eerste vrouwelijke voorzitter van Nederland’, in: Bij Hoog en Laag, jrg,33 (2017), 20-21.
6. F. Keverling Buisman, ‘Reinhard Johan Christiaan baron van Pallandt (1888-1938), edelman en sportbestuurder’, in: Biografisch Woordenboek Gelderland, VI (Hilversum 2007), 96-98
7. W.J.P Coops, Groot Zande. Het huis, zijn bewoners en entourage in de Achterhoek (Zutphen 2011), 47-48, 83-107.
8. ECAL, Archief KGC, inv.no.13 Huishoudelijk Reglement 1926 art. 11.
9. Maandblad Golf, 1938, p.10-12. Latere berichten zijn allemaal hier op gebaseerd (o.a. Lustrumboek 2001, 13).
10. Wim H. Nijhoff, J.H. van Heek (1873-1957). Kunst, katoen en kastelen (Zwolle, 2008), 452. Mondelinge mededeling van zijn zoon Goderd van Heek (1923-2021) aan de auteur.
11. ECAL, Archief KGC, inv.no.13 en 24; Archiefbestandje van Heek no.2 en 3
12. Gelders Archief, Archief Huis De Ulenpas (bloknr. 0356), inv.no. 19 Kasboek met uitgaven aan daglonen, 1919-1929.
13. Rosendaelsche Golfclub 1895-1995. Jubileumboek ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan (geen ISBN, z.pl. 1994), 20-21.
14. Bargman/Janmaat, Golfgeschiedenis, 248
15. Dagboekjes Jan Chris Coops 30/10/1927, 4/12/1927.
16. Frank Keverling Buisman en Hans Siemes, ’De eerste golfpro: Edward John Hill’, in: Bij Hoog en Laag jrg.35 (2019), afl. 3, p.25.
17. Dagboekjes Jan Chris Coops, 11 en 12 okt. 1927; voor Lether zie men ook: Johan Carel Bierens de Haan e.a. (red.), Van Heide naar Holes. 125 jaar Rosendaelsche Golfclub 1895-2020 (Arnhem 2021), 32, 137, 140.
18. Alsv., Rosendaelsche Golfclub 1895-1995 (1994), 16, 17
19. Corinthian, jrg.7, no.11 (14 maart 1930) en jrg.8, no.11 (nov. 1931).
Meer historische informatie over de Keppelse is te vinden op golfgeschiedenis.nl.
Keer terug naar de pagina Onze historie - publicaties en artikelen.