Terug naar Publicaties en artikelen

De geboorte van de moderne ijzers

Het clubhoofd van een ijzer was eeuwenlang hetzelfde, tot 1910. Iain Forrester licht toe waarom dat jaar een nieuwe historische ontwikkeling begon.

Door Iain Forrester, professional en lid van de NGF Commissie Erfgoed

Het clubhoofd, de kop, is het deel van de club dat de golfbal raakt. De bounce is de ronding van de hoek tussen de voorrand van het slagvlak en de ondergrond. De bounce is vooral bij wedges van belang.

Tot het begin van de 20ste eeuw had het clubhoofd van een ijzer een negatieve bounce angle. Het voordeel van deze clubhoofden was dat je hiermee vrij gemakkelijk door dikke rough en zand in niet geharkte bunkers kon komen.

Maar ontwerpers begonnen rond 1900 te experimenteren met clubhoofden en in 1910 vroeg Robert Maxwell (1876-1949) patent aan voor een revolutionair ontwerp. Maxwell was een Schot die tweemaal The Amateur won. Het revolutionaire aan zijn ontwerp was dat hij gewicht had weggehaald van de hosel (de verbinding tussen clubhoofd en shaft) door er gaten te maken. Dat gewicht had hij toegevoegd aan de onderkant van de kop, de zool. Hierdoor verlaagde Maxwell het zwaartepunt van het clubhoofd en dat maakte zijn ijzers vergevingsgezinder: met zijn clubs was een het gemakkelijker een hoge balvlucht te realiseren.

Het ontwerp van Maxwell was het begin van een ontwikkeling die nog steeds gaande is: clubmakers buigen zich nog altijd over aanpassingen van het gewicht in het clubhoofd omdat het een grote invloed heeft op de balvlucht en vergevingsgezindheid van een club.

Maxwells ontwerp was in eerste instantie bedoeld voor lange ijzers, maar een prettige bijkomstigheid was dat het met Maxwells korte ijzers veel gemakkelijker was om een bal uit de bunker te slaan. Dat was te danken aan de brede flange (het deel van het clubhoofd dat aan de achterkant uitsteekt). Het clubhoofd van Maxwell 'sneed' niet naar beneden de bunker in zoals de clubs van weleer, maar 'gleed' horizontaal door het zand onder de bal. De Amerikaanse golfer Gene Sarazen wordt sinds 1932 altijd genoemd als de 'uitvinder' van de sandwedge, maar het was Maxwell die met zijn 'flanged niblick' (wedge) het prototype voor de moderne sandwedge leverde.

De grootse fabrikant van Maxwell-ijzers was het Schotse bedrijf van William Gibson uit Kinghorn, vlakbij St Andrews. Gibson was de favoriete fabrikant van verschillende professionals die in Nederland werkten. Jos van Dijk, werkzaam op De Pan, had de fabriek bezocht toen hij in Schotland was voor The Open van 1927 op de Old Course in St Andrews. De clubs die in de jaren daarna in Nederland verkocht werden, kwamen bijna allemaal van Gibson. Douglas Monk (Hilversumsche) en Bertram Dunn (Noordwijkse) waren ook 'Gibson-fans' en speelden zelf ook met flanged ijzers gemaakt door Gibson.

Gibson bracht ook een eigen variant van de Maxwell-ijzers op de markt onder de naam Momax (verwijzend naar Maximaal Moment). Deze clubs hadden geen gaten in de hosel, het kenmerk van Maxwell. De vorm van de Momax is te beschouwen als het prototype van de moderne ijzers waarmee wij nu spelen.

Douglas Monk importeerde veel golfmateriaal uit Groot-Brittannië en verkocht de spullen door aan zijn collega’s in Nederland. De hieronder afgebeelde clubs zijn waarschijnlijk allemaal door Monk geïmporteerd.

De Momax heeft het lang volgehouden. Het model overleefde de introductie van stalen shafts (in de jaren dertig van de vorige eeuw) en is in productie gebleven tot het begin van de Tweede Wereldoorlog. Verschillende Nederlands golfclubs hebben een Momax in hun collectie.

Vragen over de geschiedenis van golfmateriaal? Stuur een mail: info@golfgeschiedenis.nl.

Momax ijzer Doglas Monk Momax ijzer Bertram Dunn Jos-van-Dijk-De Pan-gibson-Momax-niblick

Keer terug naar de pagina Onze historie - publicaties en artikelen.