‘Schotse kliek’, een bijzondere vondst in de Leidse bodem
Colf
Colf was het stok- met balspel uit de Lage Landen waarbij verscheidene spelers ieder voor zich, maar vaak wel in een groep, met zo weinig mogelijk slagen over paden, weggetjes, velden en straten een vooraf afgesproken doel probeerden te raken. Dat doel kon van alles zijne een boom aan de horizon, de deur van een kerk of molen of eenvoudig een stok of putje in de grond. Als laatste doel werd om begrijpelijke redenen veelal voor een herberg gekozen. De oudst bekende vermelding van het spel dateert uit 1261 en het spel is gespeeld tot rond 1700 toen het plaats maakte voor een korte baan-variant die tegenwoordig bekend staat als Kolf.
De naam 'kliek' is een klanknabootsing ( 'onomatopee') van het geluid dat de colfstok maakte bij het slaan van een houten bal.
Het spelmateriaal
Colf werd gespeeld met een colfstok, ‘kliek’ genoemd, samengesteld uit een steel van soepel hout, met aan één zijde een zogenoemde ‘slof’. Deze ‘slof’ was een gegoten slagstuk van meestal een lood met tin legering dat onder een stompe hoek aan de steel bevestigd was. Ook werd wel loodblad om een houten kern gewikkeld. De stelen zijn nagenoeg alle vergaan, maar van de sloffen zijn er vele als bodemvondst teruggevonden. De bal was gemaakt van gedraaid hout, later ook wel van leer dat via een ingewikkeld patroon was samengenaaid en gevuld met dierenhaar.
Download de volledige publicatie hieronder!