Heeft de sportvereniging nog bestaansrecht?
11 juni 2019
Nederlanders sporten meer, maar minder in verenigingsverband. Moeten sportclubs zich zorgen maken? Hebben
ze nog bestaansrecht? Eigenlijk wordt deze vraag heel simpel bevestigend beantwoord door de overheid die een
heel belangrijke rol weggelegd ziet voor de sportvereniging in de wijk. Maar het speelveld zal veranderen. Hoe
kunnen clubs zich in deze nieuwe dynamiek staande houden? Aan de hand het Brancherapport Sportverenigingen
in Nederland van het Mulier Instituut proberen we op deze vraag antwoord te geven.
Nederland kent traditioneel een rijk verenigingsleven; het ligt verankerd in onze samenleving. Lid zijn van een sportclub is voor velen een vanzelfsprekendheid maar zeker niet (meer) voor iedereen. Het aantal lidmaatschappen laat een dalende tendens zien. In 2017 registreerde het NOC*NSF rond 5.194.000 lidmaatschappen, dat waren er 44.000 minder dan in 2016. Ook het aantal sportverenigingen daalde met 676 naar 23.870 in totaal. Binnen golf zien we die dalende trend minder duidelijk; er lijkt een stabilisatie of zelfs een lichte stijging te zijn in het aantal golfers dat lid wordt van een club met een homecourse. Er is overigens ook een andere, opvallende conclusie uit de cijfers van NOC*NSF te trekken: de sportverenigingen die zich staande hebben gehouden, hebben gemiddeld meer leden gekregen.
Ongebonden sporter
Over het algemeen dus minder lidmaatschappen maar Nederlanders zijn wel meer gaan sporten. Ongeveer vijf miljoen mensen doen dat buiten een sportclub om. Volgens de jaarcijfers van NOC*NSF sportte in 2017 64 procent van de Nederlanders minimaal één keer per week, 3 procent meer dan in 2016. De sportvereniging is niet meer een vanzelfsprekende plek geworden om te sporten. Andere (commerciële) sportaanbieders lijken goed in te springen op de wisselende wensen van de geïndividualiseerde en drukbezette sporter. Van fitnessclub tot informele sportclub tot e-sport, ze lijken de traditionele sportclub voorbij te streven. Dat dynamische speelveld herkent Peter van Tarel. Als manager Sportontwikkeling bij de Nevobo (volleybal) ziet hij dat ook gebeuren: “Er gebeurt veel buiten de bond om, vooral binnen het beachvolleybal zien wij meer het flexibele karakter terugkomen, het vrij sporten in de open ruimte. Onze verenigingen, 1100 in totaal verdeeld over 115.000 sporters, hebben veel uitstroom gekend, er was nauwelijks aansluiting met de omgeving.” Niet alle sporten kennen vrije sporters. Dat laat Sophie Benus, senior medewerker Strategie/Beleid bij de KNHB (hockey), weten: “Binnen de hockeysport kennen we op dit moment nauwelijks ongebonden of ongeorganiseerde sporters. Wel zien we een tendens dat sommige spelers niet meer 22 weekenden met de reguliere competitie willen meedoen, maar kiezen voor een doordeweeks hockeyaanbod. Een voorbeeld hiervan zijn trimhockeyers, die sec trainen of onderlinge wedstrijden spelen.”
“Kern van de vereniging zijn de leden zelf. Mensen moeten zelf dat commitment maken met de club, het is niet de verantwoordelijkheid van het bestuur.”
Spil in de wijk
Gebonden sporten of niet, feit blijft dat er meer gesport wordt. En het belang van een gezonde leefstijl neemt alleen maar toe. Als de Nederlander meer gaat sporten om gezond te blijven, is de verwachting dat een deel van deze sporters dit toch via een sportclub zal gaan doen. Daarnaast zet de overheid hoog in op sportparticipatie. Niet voor niets want zij ziet grote voordelen in de sociale, gezonde omgeving die verenigingen bieden.
Generaties vooruit
Niet alle sportverenigingen zijn met elkaar te vergelijken. Zoals ook niet alle golfverenigingen met elkaar vergelijkbaar zijn, alleen al vanwege het verschil in exploitatieverantwoordelijkheid. Het Brancherapport Sportverenigingen in Nederland laat zien dat er potentieel aanwezig is om als sportvereniging te overleven. Te meer omdat de overheid een heel belangrijke rol weggelegd ziet voor de sportclub. Sportclubs en bonden doen er goed aan op zoek te gaan naar jonge bestuurders, ook om een betere aansluiting te hebben met de jeugd. Met zo’n verjonging en de (morele) overheidssteun in de rug zou de sportclub nog generaties vooruit moeten kunnen…