Verslag Regionale Golf & Groen workshops
29 mei 2019
In de workshops gaan beheerders van golfbanen - baancommissies, clubmanagers, (hoofd-)greenkeepers en bestuurders/directies - op een interactieve manier met elkaar in gesprek. Elk jaar wordt nader ingegaan op het thema van het jaarlijkse Nationaal Golf & Groen Symposium (het thema in 2019 is: Inspelen op verandering: denken, durven, doen). De baanbeheerders werden dit jaar ook bijgepraat over de toekomst na de Green Deal Sportvelden en kregen een sneak preview van de nieuwe OnCourse Nederland-portal voor GEO-certificering. Andere vaste onderdelen van de workshops zijn groepsdiscussies en een rondleiding over de baan onder leiding van de hoofdgreenkeeper.
Vrijblijvendheid voorbij
Namens de Golfalliantie schetste Niels Dokkuma van de NGF-afdeling Duurzaam Beheer & Agronomie de recente ontwikkelingen in het kader van de Green Deal Sportvelden. Zoals gemeld aan alle baanbeheerders in een nieuwsbrief over de Green Deal krijgen golfbanen tot 1 januari 2025 om het gebruik van pesticiden tot absoluut nul te reduceren. Maar hierbij gelden strenge voorwaarden; het wordt nu namelijk “Nee, tenzij...” Dat “Nee, tenzij” werd in de workshops geduid.
“Bij het werken aan duurzaamheid wordt het steeds minder vrijblijvend”
“Bij het werken aan duurzaamheid wordt het steeds minder vrijblijvend”, zei Niels Dokkuma. Hij wees op een aantal ontwikkelingen waar golfbanen mee te maken hebben, bijvoorbeeld:
- Het verbod op beregening in een deel van het land vanwege droogte.
- De informatieplicht energiebesparing voor sportclubs.
- Het Klimaatakkoord van 2015 in Parijs dat onder meer heeft geleid tot het Nationaal Sportakkoord waarin de verduurzaming van alle sportaccommodaties een deelakkoord is.
De ontwikkelingen maken duidelijk dat duurzaam golfbaanbeheer allang geen keuze meer is, het is de enige weg voor een toekomstbestendige golfbaan. De overheid ondersteunt deze transitie naar duurzame sportvelden met innovatiesubsidies, maar zal ook stimulerende maatregelen nemen. Zo zijn er signalen dat duurzaam beheer (in het geval van golf: GEO) in de nabije toekomst een voorwaarde wordt voor de btw-sportvrijstelling. "Dan geldt dus: 'U komt alleen in aanmerking voor deze compensatieregeling als u duurzaam beheert.'"
Elke golfbaan heeft er daarom veel eigenbelang bij om de jaarlijkse monitoring in te vullen (de monitoring van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) en het GEO-certificaat te behalen én te behouden. “Het is ons eigen belang om voorop te lopen in de ontwikkeling en als sector te laten zien wat we doen. We kunnen namelijk trots zijn op het verantwoorde beheer dat we op menig golfbaan toepassen!” aldus Dokkuma.Op weg naar volledig pesticidevrij beheer
Niels Dokkuma legde uit dat we al sinds 2015, toen de Green Deal Sportvelden werd gesloten, in een fase van zelfregulering zitten. “De wettelijke verplichting om geen pesticiden te gebruiken is er al sinds 2017”, zo schetste Dokkuma. De Green Deal Sportvelden laat als uitzondering toe dat er vanwege de technische haalbaarheid nog pesticiden ingezet mogen worden. De voorwaarden in de komende jaren, op weg naar volledig pesticidevrij beheer in 2025, worden nog strenger en minder vrijblijvend. Dokkuma: “Bij een evaluatie van de Green Deal is vastgesteld dat beheer zonder pesticiden op dit moment nog niet voor álle sportvelden en golfbanen technisch haalbaar is. Maar dit moet wel zo spoedig mogelijk gerealiseerd worden. Uitzonderingen worden daarom niet meer algemeen geformuleerd zoals nu het geval is, maar worden alleen van toepassing op de écht uitzonderlijke situaties nadat IPM voorwaardelijk is toegepast.”
Koert Donkers, Dokkuma’s collega bij de NGF-afdeling Duurzaam Beheer & Agronomie, ging in de workshop nader in op Integrated Pest Management. “IPM is simpel gezegd: eerst alle mogelijkheden proberen – preventie – en pas “spuiten” als het niet anders kan.” Bij hoge uitzondering dus. Maar om de ambitie van reductie naar echt pesticidevrij beheer te realiseren, moet ingezet worden op ITM. ITM is simpel gezegd: grasonderhoud zonder pesticiden middels een integrale benadering. Daarbij worden de uitzonderingssituaties in de komende jaren, tot 2025, steeds verder teruggebracht. Daaronder vallen ook ‘negatieve gebruiksadviezen’ van middelen die nog wel zijn toegestaan maar eigenlijk niet passen in een echte transitie naar pesticidevrij beheer.
“Het is nu ‘nee, tenzij’. Maar de broekriem wordt steeds strakker aangesnoerd en in 2025 is het dan echt klaar”
“De situatie wordt omgedraaid”, aldus Dokkuma over de overgangsfase van Green Deal naar IPM en ITM. “Het was ‘Ja, maar...’ Dat wil zeggen: een product was beschikbaar als door het Ctgb toegelaten was op sportvelden. Maar het wordt ‘Nee, tenzij...” De uitzondering wordt nu specifiek geformuleerd. Denk aan klaver of Dollarspot, hardnekkige problemen die we nog niet goed kunnen voorkomen of op een duurzame manier kunnen oplossen. De broekriem wordt intussen steeds strakker aangesnoerd in het kader van zelfregulering en in 2025 is het dan echt klaar. Hoe hiermee om te gaan? Onze tip: streef de nullijn écht na, want zodoende inventariseer je waarom het vooralsnog niet lukt, maar hanteer wel schadedrempels om de kwaliteit van de baan te behouden.” “Dat is een moeilijk evenwicht en een hele zoektocht!” geeft Dokkuma toe. Donkers: “Maar we moeten naar ITM toe, naar voorkomen in plaats van genezen. Dat wil zeggen dat we alle voorwaarden optimaal moeten krijgen zodat gras zo min mogelijk vatbaar is voor ziektes, zodat onkruid weinig kans krijgt.”
Zelfregulering
De zelfregulering in de golfsector betekent in de praktijk dat golfbanen de komende jaren IPM toepassen. Omdat er sprake van zelfregulering is, moet de golfsector IPM zelf zien te borgen. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar GEO, de nationale standaard in duurzaam golfbaanbeheer.
“Van bestrijding naar preventie”
“Van bestrijding naar preventie, zo is de focus het beste samen te vatten”, zei Koert Donkers, waarbij hij verwees naar het IPM-denkmodel. “We moeten via IPM naar nulgebruik toe. Dat vereist niet alleen technische planmatigheid maar ook organisatorische. Bij technisch moet je denken aan het opstellen van een beregeningsplan of een onderhoudsplan dat bijvoorbeeld garandeert dat de messen van maaiers scherp zijn. Bij organisatorisch moet je denken aan het vastleggen van taken, bevoegdheden en doelen. Bijvoorbeeld: welke speelkwaliteit streven we na en wat zijn de drempelwaarden voor plagen ziekten en onkruid?” IPM en ITM slagen volgens Donkers alleen als de hele organisatie planmatig te werk gaat: “Van de opdrachtgever tot en met de uitvoerder/greenkeeper moet planmatig gewerkt worden op het gebied van baanonderhoud. Dat betekent eerst de nulsituatie vaststellen en dan een plan maken om het einddoel te bereiken.”
“Goede speelkwaliteit leveren zonder pesticiden is niet alleen het probleem van de greenkeeper; het gaat iedereen aan: bestuurders, managers, baancommissies en natuurlijk vooral de golfers.”
Dokkuma attendeert golfbaanbeheerders op “ruis, mist, rookgordijnen en verkooppraat” bij de overgang naar volledig pesticidevrij beheer: “Veel partijen haken in op ontwikkelingen als de Green Deal en IPM. Probeer hierin zo onafhankelijk mogelijk te denken, zelf besluiten te nemen en vooral échte oplossingen door te voeren, hoe moeilijk soms ook.”
Schadedrempels vaststellen en de balans vinden
Duurzame organisaties streven naar een evenwicht tussen de belangen van People, Planet en Profit. Voor golfbanen geldt dat ze alle mogelijke stappen moeten zetten om tot nulgebruik te komen. Aan de andere kant is speelkwaliteit essentieel, betogen Dokkuma en Donkers. Voor de golfsport is een bepaalde kwaliteit van het sportveld noodzakelijk.
Donkers: “Daarom is het belangrijk om schadedrempels vast te leggen: welke schade wordt nog geaccepteerd en welke schade niet? Te veel schimmels op een green kan leiden tot inkomstenderving.” “Maar wat acceptabel is, dat verschilt per club en per baan”, zegt Dokkuma. “Een topbaan streeft naar een andere kwaliteit dan veel andere banen. In menig andere sport is wereldwijd vastgelegd waar het sportveld aan moet voldoen, in golf is er van zo’n normering geen sprake. Het verschilt per baan, budget en lokale omstandigheden.”
“Van insecten tot wild: creëer er ruimte voor op de golfbaan”
Maar Donkers wijst er op dat er voor het bepalen van schadedrempels wel een goede leidraad bestaat, namelijk het Handboek Kwaliteit golfbanen: “In het handboek staan tabellen met objectieve streefwaarden voor de greens en andere spelonderdelen. De tabellen zijn een stoplichtmodel: als bepaalde waarden op rood of oranje staan, dan moet je een plan ontwikkelen om op groen te komen. Met rode cijfers bereik je geen duurzame kwaliteit, dan loop je een verhoogd risico richting 2025. Met lichtgroen ben je op de goede weg, met donkergroen is er sprake van een zo goed mogelijk toekomstbestendig beheer.”
Kansen voor de golfsector: biodiversiteit
In zijn presentatie benadrukte Koert Donkers, nu werkzaam bij de NGF maar voorheen hoofdgreenkeeper en voorzitter van de NGA, het belang van maatregelen om biodiversiteit te stimuleren. “Van insecten tot wild: creëer er ruimte voor in je baan. Je krijgt hiermee natuurlijke vijanden die je nodig hebt voor duurzaam beheer – het bekende verhaal van spreeuwen die schade door engerlingen en emelten voorkomen. Daarnaast is er het maatschappelijke verhaal. Biodiversiteit staat enorm onder druk en voor golfbanen ligt hier een kans: we kunnen onderdeel van de oplossing zijn.” Baancommissaris Dini Broeks van Golfclub Zwolle wees de aanwezigen in dit verband op het bestaan van allerlei stimuleringssubsidies van de provincies voor biodiversiteitsprojecten.
Hoofdgreenkeepers aan het woord
Een van de onderdelen in de Regionale Golf en Groen workshops is een presentatie van de hoofdgreenkeeper op de locatie waar de bijeenkomst wordt gehouden (klik op de links onderaan dit artikel). In de workshop op Golfclub Zwolle vertelde hoofdgreenkeeper Wim Hageman over de uitdagingen en successen op zijn baan. Hageman begon zijn relaas met het greenverbeteringsprogramma dat zijn team enkele jaren geleden is begonnen: “Een beter grasbestand, diepere wortels, minder straatgras. Dat is de focus.”
Hageman stopte met “pleistermiddelen” inclusief pesticiden. Het beluchtingsprogramma zorgde er voor dat de greens droger werden en hij kreeg daarmee het fusariumprobleem onder controle. Maar na de droge zomers van 2017 en 2018 had hij te maken met “serieuze dollarspot”. Dit leidde tot een discussie onder de deelnemers aan de workshop waar een baan de schadegrens stelt en wanneer “IPM is toegepast”. Dat is pas het geval als een beheerder er alles aan heeft gedaan om ziektes of plagen te voorkomen; alleen dan is gewasbescherming toegestaan. Deze vaststelling leidde tot de vraag of pesticidevrij beheer duurder is dan ouderwets onderhoud. NGA-voorzitter Jannes Landkroon, aanwezig in zijn hoedanigheid als hoofdgreenkeeper van Golfcentrum De Batouwe: “In het begin wel. Er is meer kennis nodig en er zijn meer uren nodig.” Niels Dokkuma: “Het is het spanningsveld tussen People, Planet, Profit; golfbanen moeten daarin een balans vinden. Maar pesticidevrij beheer is op de lange termijn kostenneutraal dan wel goedkoper.”
“We hebben meer onderwijs en kennis nodig.”
De groepsdiscussie werd aangewakkerd met enkele vragen van Koert Donkers aan alle aanwezigen. Bijvoorbeeld de vraag: “Wie is planmatig bezig met het opleiden van de greenkeepers?” NGA-voorzitter Landkroon liet er geen misverstand over bestaan hoe belangrijk hij dat acht: “We hebben meer onderwijs en kennis nodig om de transitie naar pesticidevrij beheer zo goed mogelijk te doorlopen. Maar er is nu sprake van krapte op de markt en het is moeilijk om goede greenkeepers te vinden. We moeten ervoor zorgen dat het vak door toekomstige generaties bemind wordt.”
Door de baan
Bij een rondleiding in de baan liet hoofdgreenkeeper Hageman zien hoe hij enkele gebieden met succes heeft weten te verschralen en er werd letterlijk en figuurlijk stilgestaan bij onkruid op de fairways. Hageman: “Ik ben ervan overtuigd dat we schimmels wel onder controle krijgen op den duur, maar onkruid is een ander verhaal. Ik probeer nu te voorkomen dat er plakkaten van onkruid op de fairway ontstaan.” Golfers stellen nu nog niet veel vragen over onkruid in de baan, bleek eerder op de dag in de workshop, hoewel klaver in de rough wel tot klachten leidt want in klaver kan de bal al snel niet meer gevonden worden.
Hageman benadrukte tijdens zijn rondleiding het belang van een goede beregeningsinstallatie. “Hoe beter, hoe preciezer je kunt beregenen, hoe minder water je nodig hebt. We gebruiken veel minder water dan voorheen en dringen daarmee het straatgras terug. Dauwberegening doen we ook niet meer. Het is beter om de greens dan even te sweepen.”
Op weg terug naar het clubhuis passeert de groep een ooievaarsnest – op dit moment van het jaar bezet - en vogelhuisjes. Hageman: “Al enkele jaren terug zijn hier spreeuwenkasten opgehangen en die worden inmiddels goed behuisd. Het helpt echt om veel spreeuwen op de baan te hebben, de schade van engerlingen en emelten is veel kleiner dan vroeger.”