Natuurschoonwet
De Natuurschoonwet verstaat onder een landgoed: een in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak – daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen – voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.
Met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak
Bij de gedachte aan een natuurschoonlandgoed (NSW-landgoed), verschijnt meestal het beeld van een bosrijk gebied met een kasteel of landhuis. Maar ook golfbanen komen, soms met enkele aanpassingen, in aanmerking NSW-landgoed te worden. Een onroerende zaak moet aan de volgende voorwaarden voldoen om als NSW-landgoed gezien te worden: - Oppervlaktevereiste: de oppervlakte bedraagt ten minste vijf hectare; - Aaneengeslotenheid: de onroerende zaak (terreinen en wateren) moet een aaneengesloten gebied zijn; - Bezettingsvereiste: de oppervlakte moet voor ten minste dertig procent bezet zijn met natuurterreinen, bossen en/of andere houtopstanden; - Effect op natuurschoon: de onroerende zaak, inclusief de opstallen en het gebruik dat hiervan wordt gemaakt, maken geen inbreuk op het natuurschoon.
De Tweede Kamer werkt momenteel aan aanpassing van de voorwaarden.